Studenten zijn net mensen, we beleven dingen allemaal op onze eigen manier. Voor mij is het nieuwe collegejaar altijd een soort oud en nieuw: ik maak de balans op van afgelopen seizoen en neem me van alles voor. Terwijl ik over al deze dingen aan het mijmeren was, werd het me duidelijk: hét gevoel, dat denk ik alle studenten delen en datgene, wat ik me voorneem om dit jaar écht mee te kappen: FOMO.
Je kent het begrip vast. FOMO, fear of missing out, is de angst om iets te missen. Het gevoel dat er op een andere plek iets gebeurt dat leuker of belangrijker is dan wat je hier en nu aan het doen bent. Het kan je gevoel van geluk behoorlijk in de weg zitten. En dat is een probleem, want, met de woorden van schrijver Martin Bril, “Je mist in je leven meer dan je mee kan maken.” Natuurlijk is FOMO niet nieuw. Het gras is altijd groener bij de buren, is een bekend gezegde. Maar dankzij social media heb je er ineens een stuk meer buren bij. Je hoeft natuurlijk geen student te zijn om last van FOMO te hebben, maar er zit volgens mij wel een verband. Juist doordat je in je studententijd zoveel tijd en (keuze-)vrijheid hebt, krijg je keuzestress en is het lastig om dingen te missen. En we kunnen elkaar altijd heerlijk opjutten, zeker binnen een studentenvereniging.
FOMO is niet direct een onderwerp dat ik in de Bijbel verwacht terug te vinden, maar niks menselijks is de Bijbel vreemd. Theoloog en cabaretier Tim Vreugdenhil legt in zijn boek “Stand-Up Theology” (aanrader!) de link tussen FOMO en het verhaal dat we in de kerk de “zondeval” zijn gaan noemen.
“Leuk en aardig dat paradijs, maar er is een leuker feestje dan dit.”
Adam en Eva hebben het in het paradijs goed voor elkaar. De tuin is prachtig. Overal waar je om kijkt zie je weer iets nieuws, je hebt de hele dag niks anders te doen dan te genieten. Tot die stem klinkt. “Leuk en aardig dat paradijs, maar er is een leuker feestje dan dit.” Wie weet is er wel iets leukers dan mens-zijn in deze tuin. Misschien is God-zijn nog wel leuker. En in een opwelling van oer-FOMO happen Adam en Eva toe. De stem van de FOMO-slang is daarmee het tegenovergestelde van God. In het scheppingsverhaal, twee hoofdstukken geleden, klonk na elke dag weer hetzelfde refrein: “God zag dat het goed was.” Nu is het: God zag dat het goed was, maar de mens vroeg zich af of er wat miste. Herkenbaar?
Maar er is hoop. Vreugdenhil ziet in de Bijbel ook een spiegelverhaal voor het verhaal van Adam en Eva: de gelijkenis van de verloren zoon. De jongste zoon eist zijn erfenis op en trekt de wijde wereld in. Hij verwacht daar alles te vinden wat hij thuis mist. Daar komt hij bedrogen uit. Maar het verhaal van de verloren zoon heeft een happy end: hij komt uiteindelijk thuis. Daar blijkt dat de vader de hele tijd op hem heeft gewacht, op de uitkijk heeft gestaan. Het is het omgekeerde van FOMO: er valt niks te missen, want het feest kan pas beginnen als jíj er bent. Het lijkt me heerlijk om je niet af te vragen of anderen het ergens misschien leuker hebben, maar om te weten dat dit de beste plek is om te zijn, juist omdat je híér bent, en niet elders.
Dus, wat ga ik dit collegejaar doen om geen last meer van FOMO te hebben? Ik ben bang dat ik er niet zo makkelijk van af kom. Maar dit zijn mijn voornemens, doe er je voordeel mee!
Het verhaal van FOMO in het paradijs lees je in Genesis 3, de verloren zoon komt voor in Lukas 15. “Stand-Up Theology” van Tim Vreugdenhil kun je op bol.com kopen, of bij je lokale boekenwinkel. (https://www.bol.com/nl/nl/p/stand-up-theology/9200000085931288/?Referrer=ADVNLGOO002008J-G-137951547029-S-1680380355751-9200000085931288&gclid=Cj0KCQjw9ZGYBhCEARIsAEUXITVnDzlZjMt-6bhDqe0YB2qjmn0PErMZnNAiSCDN-Krw_Og9Eg4-gFAaAqMVEALw_wcB)