Ik ging zitten op een van de eerste banken die ik tegenkwam, en voordat ik het wist, en zonder dat ik precies wist waarom rolden de tranen over mijn grotendeels met een mondkapje bedekte wangen. Daar zat ik dan. Voor het eerst in meer dan een half jaar was ik weer in een kerk, zat ik op de banken vol verwondering om me heen te kijken, en omhelsde de stilte mij nadat het geluid van het leven buiten was weggestorven.
Dit is waar ik op vakantie zo van kan genieten: een oude kerk in een bruisende stad. Wanneer je op de late namiddag vanuit de brandende zon, loom en een beetje verbrand met zonnebril en fototoestel een kerk binnenloopt en het leven plots even lijkt stil te staan tot je door de deuren weer de drukte van de stad in loopt.
Dat is precies wat ik vroeger niet begreep. Iedere week moest ik stil zitten op de versleten groene bekleding van de kerkbank waar wij met ons hele gezin tweemaal per zondag in schoven. Voor in de kerk was een glas-in-lood schilderij met een afbeelding van Abraham die Izak offert, de engel die hem vertelt dat er een schaap in de struiken vastzit, en het schaap zelf, zijn kop vaak precies verscholen achter de hoofden van de mannen van de kerkenraad. De hoeveelheid raampjes heb ik vaak geprobeerd te tellen, maar het waren er te veel. Wat me wakker hield waren de toffees die mijn oma me af en toe toestopte. Eclairs, van die taaie toffees in een papiertje dat net iets te hard kraakte.
Houden van Gods huis? De versleten banken, de gekleurde ramen, de toffees van oma, maar vooral de lange preek. Ik begreep niet hoe houden van Gods huis precies werkte, want als de dominee net iets te hard door de microfoon galmde dat het in de hemel altijd kerk zou zijn wilde ik liever niet naar de hemel. Het zou er tenslotte saai zijn, de banken niet echt uitnodigen tot een dutje, en alleen maar Eclairs eten verveelt ook snel.
Maar toen ik na een half jaar moest huilen van ontroering over het binnenlopen van Gods huis begon het me weer te dagen: houden van Gods huis is houden van Gods omhelzing. Het is houden van de stilte en vrede aan Zijn voeten. Het is genieten van het aanbidden van de Eeuwige. Het is het zijn, het existeren in de aanwezigheid van de Almachtige.
Het doet denken aan Psalm 84.
Van verlangen smacht mijn ziel
naar de voorhoven van de HEER.
Mijn hart en mijn lijf roepen
om de levende God.
(…)
Gelukkig wie wonen in Uw huis,
gedurig mogen zij u loven.
Gelukkig wie bij U hun toevlucht zoeken,
met in hun hart de wegen naar U.
Nu alles online plaatsvindt is het misschien wel extra lastig dat je studentenkamer naast borrelruimte, collegezaal, werkplek, sportschool en slaapplaats ook nog kerk is. Want hoe onderscheidt de kerk zich dan van al het andere? En moeten we eigenlijk wel willen dat de kerk zich onderscheidt van al het andere of mag al het andere juist doordrenkt zijn van een kerk die meer is dan stenen, en misschien zelfs wel meer dan mensen?
Of het nou je studentenkamer is, de hoge gewelven van eeuwenoude gebouwen of de versleten groene bekleding van de kerk waarin ik opgroeide. Je hoeft niet in de kerk te zijn om te wonen in Gods huis. Maar het helpt wel.
Ps. Een gratis tip: loop eens een kerk bij je in de buurt binnen, om er gewoon even te zitten en stil te zijn. Veel protestantse kerken zijn nu niet open, maar op katholieke bankjes kan je ook prima zitten.